De historie van de Koog

(Uit: Uitgave Historische Vereniging Texel,  1 juni 1990, “De Koog in de oudheid”, door M.Palm)

 

Vergeleken met Den Hoorn, Den Burg, De Waal en Oosterend is De Koog een jonkie.

Toen de rendierjagers zo'n 10.000 jaar geleden hun kampen opsloegen op en rond de Hoge Berg, lag het gebied tot ver achter De Koog vol keien, die daar door het ijs waren heengevoerd. Tussen die keien door stroomde het water uit het binnenland, d.w.z. uit wat nu Noord-Holland, Friesland, Waddenzee en IJsselmeer is. Dat waterde af in de zee die heel wat verder op lag, dan nu het geval is. Met al dat water werd natuurlijk ook zand en klei meegevoerd en langzamerhand ontstond er een sliblaag, waar het water op veel plaatsen niet meer door of overheen kon stromen.

Tussen de keien en achter zand- en kleidrempels bleef het water stilstaan. Tegelijkertijd (daar ging dus duizend jaar overheen) werd het klimaat warmer, wat betekende dat er bomen en struiken begonnen te groeien. Het toendramos verdween en ervoor in de plaats kwamen berken, elzen, varens, enz. De rendieren en de volgende jagers verdwenen ook, maar bij De Koog was daar niets van te merken. Dat was een groot moerasgebied geworden, waar niemand iets te zoeken had. De geulen waardoor al het water nu moest, raakten dieper uitgesleten en één ervan liep net boven De Koog, langs de Nederlanden, het Kogerveld, Everstekoog, Burger Nieuwland en tot De Hemmer toe.

Nu betekent hemmer, dat afgeleid is van heemmarken, het ontgonnen land dat bij een dorp hoort. (Als er vee op graast, wordt het meent of mient genoemd.) Daarom hoeft het woord hemmer uit oude geschriften, niet de aanduiding te zijn voor het gebied dat nu De Hemmer heet. In ieder geval was het een diepe, ver het land instekende geul, die in de Romeinse tijd, dus rond het jaar O, nog aktief was.

0m het overstromingsgevaar te beperken, werd er een dijk langs gelegd - het Oude Dijkje - en daarna de Pijpersdijk. Maar dan zijn we al in de vroege middeleeuwen aangeland, vermoedelijk de eerste eeuw. Het was de tijd van grote overstromingen, dezelfde tijd, waarin Texel een leven begon als eiland.

Door de dijken werden De Westen en Den Burg beschermd en niet De Koog. Dat was buitendijks land, dus Coogh of Coeghe. Vermoedelijk pas in de 12e eeuw werd deze coogh verkaveld en er vestigden zich vooral vissers, die de geul vlakbij hadden. Ondertussen was het vroegere moeras verveend en daarop was verstuivend zand terecht gekomen.

 

Door plantengroei werd het zand vastgehouden en langzaam ontstonden de duinen. Het betekende ook, dat de geul verzandde en de vissers kregen het steeds moeilijker bij De Koog. Daarbij kwamen er letterlijk kapers op de kust, de zeerovers van Duinkerken deden in de 15e en 16e eeuw regelmatig en gewelddadig De Koog aan. De genadeslag voor De Koog, dat in betrekkelijk korte tijd, d.w.z.in een paar honderd jaar, een welvarend dorp was geworden met een kapel, kwam met de stormvloed van 1570 toen, dat er plusminus 70 huizen verwoest werden. Dat betekent dus, dat er een dorp van behoorlijke omvang was gegroeid.

Vergelijk dat eens met 100 jaar geleden, toen er plusminus 10 huizen stonden. Veel vissers trokken naar Den Hoorn, en De Koog raakte z'n bestaansrecht als vissersplaats helemaal kwijt, toen de geul tenslotte geheel verzand was.

Het dorp verviel en van vissersplaats werd het een dorp waar het boerenbedrijf bestaansmiddel werd. Tot in de 19e eeuw werden de graslanden achter De Koog gebruikt, waar nu al lang en vooral breed de Noordzee bestaansrecht verwierf.